Van 6 t/m 8 september organiseerde het Humanities Research Institute van de Universiteit van Sheffield een Digital Humanities-congres.
Al bij aanvang werd de ambitie uitgesproken Sheffield tot podium te maken van een terugkerend congres over de digital humanities (DH) en alleen al qua locatie en organisatie zou dat geen verkeerd idee zijn. De deelnemers waren ondergebracht op de campus rondom het moderne congrescentrum, waardoor ze van ontbijt tot borrel de mogelijkheid hadden met elkaar in gesprek te komen. En anders kon dat wel tijdens een van de vele thee- of lunchpauzes. Het congres zelf gaf ook genoeg aanleiding tot goede gesprekken, ondanks – of waarschijnlijker juist dankzij – het feit dat het concept ‘digital humanities’ zoveel verschillende betekenissen heeft. Zo kan men zich afvragen of DH:
- een zelfstandige discipline is of een ‘gedeelde interesse’?
- gaat om het digitaliseren van informatie of om het visualiseren van gegevens?
- een hulpmiddel is voor wetenschappelijk onderzoek of de onontkoombare toekomst is voor het cultureel erfgoed?
De organisatoren van #DHCShef maken op hun website zelf de tweedeling als ze schrijven dat ze DH beschouwen als ‘the use of technology within arts, heritage and humanities research as both a method of inquiry and a means of dissemination’.
Deze ambivalentie kwam terug in de presentaties. Grofweg de helft van de praatjes ging in op het gebruik van digitale methoden voor wetenschappelijk onderzoek. Daartoe reken ik ook mijn presentatie van Biland en dat van bijvoorbeeld Hinke Piersma, die haar project War in Parliament uit de tweede Clarin Call voorstelde. Maar terwijl deze categorie praatjes inhoudelijk (en helaas ook qua kwaliteit) al als dag en nacht konden verschillen, deed de andere helft van de sprekers een poging op de digital humanities te reflecteren.
Er waren er bij die:
- de geschiedenis van de DH wilden schrijven;
- de verschillen tussen DH in verschillende landen bestudeerden;
- de impact van DH wilden meten of vergezichten lieten zien van wetenschap in het ‘digitale tijdperk’.
En telkens stuitten deze sprekers op hetzelfde probleem: wat verbindt de digital humanities nu eigenlijk?
Velen trapten in de valkuil DH op te vatten als iets zelfstandigs: een discipline dus of vakgebied waar je óf toe behoort, óf niks mee te maken hebt. Dat leverde vaak wel aardige discussies op. Maar ikzelf was uiteindelijk het meest gecharmeerd van de brede karakterisering van de Oxford University, die op digital.humanities@oxford schrijft dat DH ‘represent not so much a specialism as a broad area of common interest’. En, wat uitgebreider, van de keynote over DH van DH-professor Andrew Prescott, hier terug te lezen op zijn blog.